Naan (100) huurt al 75 jaar hetzelfde huis: ‘Je hoeft niet veel te hebben, als je maar ergens thuiskomt’
Er was een tijd dat de melkboer nog aan de deur kwam en wonen vijf gulden per week kostte. Voor Naan de Wild is die tijd geen herinnering uit een geschiedenisboek – het is haar leven. Al driekwart eeuw huurt de 100-jarige dezelfde woning in Oudenbosch. En weggaan? Dat is geen optie. „Elke week kwam een mannetje van de woningstichting langs om de huur te innen.”
Naan de Wild is niet alleen een getuige van een eeuw vol geschiedenis, ze is ook het levende bewijs van wat een thuis betekent – ver voorbij bakstenen en dakpannen. ,,Mijn man Piet, hij werkte bij Philips in de ploegendienst, en ik trouwden vlak na de oorlog, in 1947, waarna we in een klein huisje in de Brouwerijstraat konden gaan wonen. Daar betaalden we één gulden en tien cent per week huur”, vertelt Naan.
Naan zit aan de thee, in een comfortabele fauteuil, bij de gaskachel. Die gaat nooit meer aan, staat er alleen nog maar voor de gezelligheid, ze heeft inmiddels al lang centrale verwarming.
Ze praat honderduit, soms heeft ze wat moeite met verstaan. Vorige maand werd ze honderd en kreeg ze bezoek van scheidend burgemeester Bernd Roks. Samen plantten ze een boompje.
De burgemeester van 75 jaar geleden woonde bij Naan en haar man in de buurt. Die woonde natuurlijk ‘veel mooier’, zegt Naan, maar dat is logisch vindt ze. ,,Hij zei een keer dat we maar eens langs moesten komen als we een groter huis wilden.”
Met hulp van de burgervader kwamen ze terecht in een nieuwbouwwoning. ,,Dit huis voelde als een paleis, ook al was het klein.” In 1950 betekende het net opgeleverde huis een flinke huurverhoging, naar 5 gulden per week, af te rekenen aan de deur.
,,Elke week kwam een mannetje van de woningstichting langs. Hij keek niet alleen of hij voldoende geld kreeg, maar hij keek ook altijd binnen. Of alles nog wel netjes was. Dat voelde best vreemd, maar ja… zo ging dat toen.” Inmiddels is de huur meer dan 250 keer in prijs verhoogd. Hoeveel huur ze nu betaalt, wil ze liever niet zeggen.
We klaagden niet. We hadden een dak boven ons hoofd, en dat was al wat
Naan de Wild
In het begin was het passen en meten. ,,De twee meisjes sliepen samen op een kamer van 2 bij 3 meter. Mijn drie zoons deelden de grootste kamer. We klaagden niet. We hadden een dak boven ons hoofd, en dat was al wat.”
De inrichting was eenvoudig in het begin. Geen bank, geen televisie. ,,We hadden een tafel, een paar stoelen, en een kleedje op de grond. Je zat rechtop”, zegt ze met een glimlach. Vroeger deed ze de was met de hand. Op zondagavond werd de was gekookt in een grote ketel in de keuken op een grote gasbrander en de volgende dag werd het wasgoed uitgespoeld in teilen. Dat gebeurde buiten. ,,Het was zeker zwaar werk.”
Verstoppertje
Binnen was het simpel; buiten gebeurde het leven. ,,De kinderen speelden op straat. Verstoppertje, voetballen, hinkelen. Geen telefoons, geen schermpjes.” Het waren jaren waarin de buurt de plek was waar alles gebeurde. ,,De bakker, de melkboer, de groenteman, die kwamen allemaal aan huis. Iedereen kende elkaar.”
Er was een soort vanzelfsprekende verbondenheid, bedoelt ze te zeggen. Ze waren wel als een van de eersten met een televisie, zo’n grote zwart-wit bak. ,,Kwamen de mensen uit de buurt bij ons tv kijken, kregen ze van mij wat te drinken en hapjes.”
Vroeger kende je iedereen. Nu zijn er nieuwe mensen, jongere gezinnen. Het is drukker. Anders
Naan de Wild
De buurt groeide. In de jaren 60 en 70 veranderde er veel. Ramen met dubbel glas, een nieuwe keuken, en inmiddels is er een traplift geplaatst. ,,Ik kom de trap niet meer op zonder hulp, dus die lift is meer dan welkom. Dan kan ik weer boven slapen.” Want ze sliep een paar maanden in de woonkamer, omdat ze na een klein herseninfarct niet meer alleen de trap op mag lopen.
De buurt zelf veranderde ook. ,,Vroeger kende je iedereen. Nu zijn er nieuwe mensen, jongere gezinnen. Het is drukker. Anders.” En tegelijk is het leven in haar huis een constante gebleven. Naan woont dus nog steeds zelfstandig. Haar kinderen komen geregeld langs, - ,,aan hen heb ik heel veel steun’’ - en eens per week is er hulp in de huishouding.
,,Ik red me verder prima. Waarom zou ik weggaan? Mijn schoonzus zit in een verzorgingshuis, maar ze moppert over het eten. Nee, dat lijkt me niks.”
Verhuizen? Dat is ondenkbaar
Ze lacht ondeugend, maar haar overtuiging is serieus. Verhuizen? Dat is ondenkbaar. ,,Dit huis ís mijn leven. Mijn herinneringen zitten in de muren. Hier groeiden de kinderen op.”
Terwijl ze terugkijkt op 75 jaar in dezelfde woning, ligt de actualiteit haast op haar schoot. In een tijd waarin jonge gezinnen wanhopig zoeken naar een betaalbaar huis, voelt het bijna ongelooflijk dat één woning zoveel levensjaren heeft kunnen dragen. Maar plaatsmaken en verhuizen omdat er woningnood is? Nee, geen sprake van.
,,Ik betaal mijn huur elke maand op tijd. Ik zit hier al zo lang, daar is niks mis mee. Waarom zou ik me laten wegjagen? Ik vind niet dat je het woonprobleem kunt afwentelen op mensen die ergens al lang wonen. De woningnood moet op een andere manier worden opgelost.”
Met de traplift naar boven
Naan, weduwe sinds 1989, gelooft nog altijd in de waarde van gemeenschappen. ,,Als mensen elkaar weer wat beter zouden kennen… dan voelt een buurt vanzelf als thuis. Je hoeft niet veel te hebben, als je maar ergens thuiskomt.”
In een tijd van woningnood en stijgende huren is Naans verhaal niet alleen een nostalgische blik terug. Het is ook een pleidooi voor de kracht van betaalbaar wonen, van een thuis dat meegroeit met je leven. ,,Zolang ik mezelf kan redden en als ik straks met die traplift weer naar boven kan, blijf ik hier. Misschien wel voor altijd.”