Artsen zonder Grenzen (AzG) wil dat oorlogsmisdaden tegen hulpverleners via het Nederlandse rechtssysteem kunnen worden vervolgd, ook als dader of slachtoffer geen directe link heeft met Nederland. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om een buitenlandse hulpverlener met een Nederlands contract. AzG hoopt via een wetswijziging vervolging in Nederland mogelijk te maken. De hulporganisatie houdt dit pleidooi naar aanleiding van de oorlog in Gaza, waar relatief veel hulpverleners door Israëlische oorlogshandelingen om het leven kwamen.
„We zien steeds vaker dat medische voorzieningen niet langer als neutraal terrein worden beschouwd. Ze worden onderdeel van de strijd – en soms zelfs doelbewust vernietigd als oorlogstactiek”, zegt Karel Hendriks, directeur van AzG.
De organisatie vindt daarom dat Nederland meer verantwoordelijkheid moet nemen om hulpverleners te beschermen in conflictgebieden. Tot nu toe is 2024 volgens AzG het dodelijkste jaar voor hulpverleners, met 625 aanvallen wereldwijd, waarbij 937 mensen omkwamen en 1.774 gewond raakten.
Aanval
Aanleiding voor deze oproep is de Israëlische aanval op vijftien hulpverleners van de Rode Halve Maan in Gaza, op 23 maart. Aanvankelijk verklaarde Israël dat het ging om ‘verdachte voertuigen’ zonder verlichting. Dat werd weerlegd door videobeelden van The New York Times. Inmiddels heeft Israël aangekondigd een onderzoek te beginnen.
Sinds het uitbreken van de oorlog in Gaza kwamen aldaar elf medewerkers van AzG om het leven. Dinsdag vraagt de organisatie bij de Tweede Kamer aandacht voor het geweld tegen zorgverleners. Medewerkers zullen borden dragen zonder tekst, om de stilte van de Nederlandse overheid over de situatie in Gaza te bekritiseren.
„Het is buitengewoon lastig om tot vervolging te komen”, zegt Erik Laan, hoofd Beleid en Belangenbehartiging van AzG. „De enige plek waar we formeel terechtkunnen, is het Internationaal Strafhof, maar dan zijn we afhankelijk van de openbaar aanklager, en de kans [op vervolging via die weg] is klein.”
Israël werkt bovendien niet samen met het Strafhof, waardoor de kans op uitlevering van bijvoorbeeld Israëlische militairen nihil is. Daarom wil AzG dat de Nederlandse politiek nu kijkt naar een aanpassing van de Wet internationale misdrijven.
Grondgebied
Momenteel is vervolging in Nederland alleen mogelijk als de verdachte zich op Nederlands grondgebied bevindt, of als het misdrijf gericht is tegen een Nederlander. En hoewel buitenlandse zorgverleners nu al beschermd worden door het internationale recht, worden misdrijven tegen hen zelden vervolgd.
In sommige Europese landen is meer mogelijk. Zo is in Duitsland helemaal geen band met het land vereist om oorlogsmisdaden te vervolgen. In Zweden volstaat een indirecte band, bijvoorbeeld wanneer een lokale Palestijnse gemeenschap wordt getroffen doordat bijvoorbeeld familie van gedode of verwonde hulpverleners in Gaza daar wonen.
België kreeg na de Rwandese genocide een vergelijkbare aanpak als Duitsland. In 1999 voerde het een wet in waarmee genocide kan worden vervolgd, ongeacht waar ze zich heeft voorgedaan. Toen de rechtbank overspoeld dreigde te raken met zaken van over de hele wereld, werd de wet in 2003 ingeperkt.
Om te voorkomen dat ook Nederlandse rechters overbelast raken, wordt nagedacht over beperkingen. AzG onderzoekt zodoende de optie dat alleen buitenlandse hulpverleners die onder contract staan in Nederland aangifte kunnen doen.
Volgens AzG bestaat brede politieke steun voor verkenning van de juridische mogelijkheden. Afgelopen donderdag stemde een ruime Kamermeerderheid voor een motie van de SP om snel twee adviesraden te raadplegen: de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken en de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Teneinde advies in te winnen over hoe straffeloosheid na aanvallen op hulpverleners tegen te gaan.
Straffeloosheid
De Wet internationale misdrijven aanpassen is volgens Willem van Genugten, emeritus hoogleraar internationaal recht aan de Universiteit van Tilburg en juridisch adviseur van AzG, niet per se heel ingewikkeld. „Als de politieke wil er is, kan dat in een halfjaar geregeld zijn.” Maar juist omdat Israël mede de aanleiding vormt, kan dat spannend worden, denkt directeur Hendriks. „Iedereen vindt geweld tegen hulpverleners onacceptabel, maar als je een bevriend land als Israël moet aanspreken, dan wordt het voor sommige partijen ingewikkelder.”
Volgens Van Genugten zou een nieuwe wet vooral helpen tegen de straffeloosheid. „Meer vervolging betekent een groter risico dat je gepakt wordt – en dat kan ertoe leiden dat landen het internationaal humanitair recht beter gaan naleven.” Zijn oorspronkelijke plan was om dit via een wereldwijd verdrag met gelijkgestemde landen te regelen. „Maar dat kost veel tijd. Nu hoop ik dat Nederland een eerste stap zet, waarna andere zullen volgen.”